Mark Elchardus: het einde van de stedelijkheid?

Vorig weekend verscheen in De Morgen een zeer boeiende opinie van Mark Elchardus, hoogleraar sociologie aan de VUB (zie verder voor de volledige tekst).

Het is me niet meteen duidelijk wat de concrete aanleiding is van zijn opinie maar alleszins is die prikkelend gaat ze in tegen een aantal aspecten van pensée unique in en over Brussel en Brusselse/stedelijke problematiek.

Bij mij gaf hij aanleiding tot een aantal – vaak herkenbare – bedenkingen…

Bij deze:

  1. Elchardus heeft het over de bekrompen houding van de Brusselaar en van de stedeling “die mede-burgers en auto’s uitsluit”. Het is echter maar de vraag of er een verband te leggen is tussen een (zogenaamde) anti-auto-houding en bekrompenheid naar andere culturen toe. Al was het maar omdat ik vermoed dat het niet om hetzelfde soort publiek gaat. Zelf ben ik gevoelig voor redeneringen à la Jane Jacobs – Cities are for people, not for cars – maar ik besef dat sommigen daar te ver in te gaan.  Een stad is er niet enkel voor de inwoners, niet enkel voor kuierende gezinnetjes. Een stad heeft ook economische bedrijvigheid nodig en dat kan niet zonder auto- en vrachtverkeer.
    Kijk naar de discussie over het Gentse mobiliteitsplan.
    Tegelijk denk ik niet dat we in Brussel al op het punt zitten dat de anti-auto-lobby gewonnen heeft. Verre van. Dagelijks rijden honderdduizenden pendelaars met de wagen de stad in, om ze ’s avonds even snel (nu ja, vaak traag wegens het verkeer) weer buiten te rijden. Tenslotte verbaast het me soms hoeveel wagens er zijn in Brussel zelf: 44 op de honderd inwoners heeft een auto. Vergelijk met Amsterdam: 3 wagens per 10 gezinnen (!) – of ongeveer 24,7 auto’s per 100 inwoners.
  2. De cijfers van het JOP die Elchardus aanhaalt waren mij bekend. Het is moeilijk om optimistisch te blijven. Ze tonen alleszins dat spanningen en vooroordelen tussen bevolkingsgroepen in alle richtingen werken (wie al eens met mensen buiten zijn eigen bubbel spreekt beseft dat ook). Tussen Turken – Zwart-Afrikanen – Maghrebijnen – Aziaten – Oost-Europeanen – Zuid-Amerikanen – Vlamingen – Franstaligen – …. heel wat van hen allemaal hun mening over en ervaringen met ‘de anderen’ (een voorbeeld daarvan zeer gesimplificeerd in de film Black (2015)). Het is alleszins geen toeval dat Elchardus, die duidelijk in socialistische hoek hoort, daar de ‘flinkse’ migratie- en multiculti–kritische flank bevoorraadt.
  3. Over de openheid en geslotenheid van de stad heb ik eerder al geschreven. Laten we een kat een kat noemen: het gaat over een enorme toestroom van rurale migranten die elkaar om evidente redenen treffen in een stad, maar hun traditionele denkbeelden daarom niet achter laten. Terzijde: ik verwees al vaak naar Doug Saunders’ Trek naar de stad. Ook deze problematiek komt daar ter sprake. Hij verwijst bijvoorbeeld naar de problemen in de Gecekondu-migranten-wijken in en rond Istanbul waar soms extreme ideeën leven. In dergelijke wijk groeide de Turkse president Erdogan op.
    Het gaat daarbij ook – maar niet alleen – over zeer conservatieve denkbeelden uit de islam, tot salafisme toe. Het lijkt me de uitdaging van deze eeuw om de mentale openheid van de stad te verzoenen met de openheid voor migranten op zoek naar een beter leven. En dat is een understatement.
  4. Ik vermoed dat heel wat mensen vrij ‘neutraal’ wonen waar ze wonen. Ze wonen er omdat het handig is en omdat ze er toevallig beland zijn, maar hadden even goed elders kunnen wonen… Ik vermoed evenzeer dat meer mensen een band hebben met waar ze wonen: de herkenbaarheid van de buurt en de gebouwen, de band met een aantal buren of handelszaken, mooie herinneringen die duidelijk aan stad/wijk/ … gelinkt zijn. Passief-neutraal in Brussel wonen lijkt me niet zo gemakkelijk. Je wordt gedwongen het niet alleen te zien als een passieve woonplaats, maar de stad ook te verdedigen of aan te vallen. Dat doet allerlei rare zaken met je. Er komt zoveel kritiek en bagger – in verschillende variaties en meestal niet gebaseerd op kennis van zaken – over Brussel op je af, dat je er niet meer normaal kan over praten. Je voelt je gedwongen ambassadeur te zijn van de stad en ze te verdedigen, omdat de kritiek altijd over the top is. En tegelijk weet je dat je in je verdediging niet meer objectief bent … Omdat er nu eenmaal – wegens zo veel (politieke) belangen, visies, breuklijnen, … – niet meer ‘objectief’ kan gesproken worden over deze stad. Daar klopt Elchardus’ stelling ten dele (niet helemaal!): “Brussel-liefde is verzet tegen stadshaat.”

    brussel liefde
    Brussel: zeer veel liefde (?)
  5. Wat wel lijkt te kloppen is dat – ondanks vele mooie plekken in Brussel – de fans van Brussel (waar ik wel toe behoor) dat nooit (enkel) zullen wijten aan de schoonheid van de stad. Brussel is nu eenmaal geen Gent of Brugge, geen Barcelona. De fans zullen Brussel internationaal, verscheiden, en vooral fascinerend noemen denk ik. (Dat komt trouwens ook terug in het interview met Joost  Vandecasteele). Fascinerend door alle mogelijke breuklijnen, fascinerend omdat er tussen alle miserie en lelijkheid punten van schoonheid zijn (die dan des te schoner zijn), fascinerend omdat er tussen een stad die in een halve eeuw quasi van gedaante is veranderd, af en toe iets echt, authentiek, historisch te voorschijn floept … zowel bij mensen als bij gebouwen. Dat merk je ook bij Brusselse stadsfotografen : schoonheid, lelijkheid, menselijkheid, geluk en miserie door elkaar ….
  6. Wat mij vooral boeit in Elchardus’ artikel is de volgende passage, die aansluit bij het voorgaande:

    Hoe is zon liefde mogelijk? Wel, omdat mensen nooit alleen maar in een stad leven, doch ook altijd in de voorstelling van een stad, in het verleden van de stad, in de belofte van de stad, kortom in stedelijkheid. De stad is er fysiek, maar dat doet er nauwelijks toe. Natuurlijk zijn er de straten en de boulevards, de platanen en de Japanse kerselaars, de huizen, de trams en de autos, de pleinen en winkels maar die materialiteit is maar een klein onderdeel van wat de stad werkelijk is. De stad waaruit Brussel-liefde wordt geboren, is een metafysisch gegeven, een ideaal, een knooppunt van waarden en ambities, de inzet van een gevecht om beschaving.

De uitspraak deed me denken aan die van de Vlaams dichteres en prozaschrijfster Els Moors die in Brussel woont en als reactie op al die Brussel-liefde zei: “vanwaar die fantasie dat je stad een geliefde is?“, wat ze in een interview helder uitlegt… (in hetzelfde interview ‘houdt’ ze ook wel van Brussel). “Waarom moet je je toch zo expliciet tot de stad verhouden in plaats van er gewoon te zijn en er iets van te maken?” – zoals ik schreef: net dat lijkt in Brussel zo moeilijk.

Terug naar Elchardus: zou het ook niet kunnen dat onze band met / affiniteit met / liefde voor een stad niet alleen te maken heeft met de stad zelf (gebouwen en mensen), of niet alleen met een ‘metafysisch’ gegeven (een hyper-symbool van waarden, soms los van de realiteit en daardoor een voorbeeld van zelfbedrog), maar ook simpelweg met eigen ervaringen, gelinkt aan een stad en een periode, waardoor een stad of plaats deel wordt van je eigen identiteit? Een beetje in lijn met de Engelse filosoof John Locke die stelde dat onze identiteit samenhangt met de continuïteit van ons geheugen, onze herinneringen, … Een stad wordt leuker met mooie persoonlijke ervaringen en minder mooi bij slechte herinneringen. Het is maar een … idee.

Bedenkingen van uw kant? Laat het me weten !

 

Elchardus - De Morgen 4.2017

2 reacties Voeg uw reactie toe

  1. geertje26 schreef:

    huh, zegt Elchardus dat wie niet van auto’s houdt, niet van vreemdelingen moet weten? ik denk intuïtief dat het omgekeerde waar is!

    Like

Plaats een reactie